Wat doet “verlies” met ons en wat doen wij met het verlies waaraan wij lijden? Het is belangrijk dat we de verliezen verwerken, met hulp en/of op eigen kracht
Iedereen krijgt vroeg of laat met verlies te maken. Soms onverwacht en bruut, soms zien we het aankomen. Met je verlies omgaan, er is geen opleiding voor en toch zullen we het allemaal moeten doen. Verlies vraagt het uiterste van ons. Wat is eigenlijk verlies? Naast verlies door de dood van naaste familieleden en vrienden kan je je baan verliezen of een partner kwijtraken door scheiding. Als je een eigendom verliest of er van je gestolen wordt, als je moeder dementeert, vrienden die verhuizen. Lichamelijke functies kunnen uitvallen door ziekte of ouderdom. Verwachtingen of toekomst-dromen die niet uitkomen. Achter de teleurstelling, schuldgevoelens en beschuldigen, ingehouden boosheid, verharding en afleiding zoeken zijn er de pijn en het verdriet die we vaak niet willen of mogen voelen.
Al vroeg leren we om de gevoelens bij een verlies te vermijden. “Grote jongens huilen niet…” “stel je niet aan…”, “flinke meid zijn…” “vergeet het maar gauw”, “kop op, we moeten verder…”. In een drukke maatschappij hebben we geen tijd om bij verlies stil te staan. We gaan ons groter voordoen dan we zijn. Af en toe komt met nieuwe verliezen de pijn van oude verliezen en traumatische ervaringen naar boven. Dat wordt ons te veel en we leren om niet meer te huilen, we houden ons flink, en verbijten onze tranen. Een flinke tegenvaller of een diepe teleurstelling wordt dan omgezet in gepieker, waardoor het pijnlijke gevoel op afstand wordt gehouden. Als we boosheid en verdriet niet (mogen) uiten, niet in onze kindertijd en nu niet in onze volwassenheid, dan worden we depressief. De verwerking stopt zonder dat we ons daar bewust van zijn. Zo kan het zijn dat de klachten die we op dit moment hebben (zoals spanningen in relatie of op het werk, depressie, piekeren, woede-uitbarstingen, perfectionisme, slapeloosheid, maagpijn) hun oorsprong hebben in eerdere verlieservaringen. De manier waarop we met “vroeg verlies” zijn omgegaan en de manier waarop het ons in onze kindertijd is “voorgeleefd” door de volwassenen is bepalend. Het is nooit te laat om de pijn van oude of nieuwe verliezen te verwerken.
Rouwen is wat wij doen met verlies, teleurstellingen en tegenvallers groot of klein. Rouw kent vele stadia en gedaanten. Boosheid, verdriet, huilen of het juist niet kunnen huilen, ongeloof, pijn, verdoving, het gevoel uit elkaar te vallen, gemis en leegte, schaamte, schuldgevoel, zelfverwijt en eindeloos piekeren: het zijn slechts enkele van de vele gedaanten die rouw aanneemt. De kunst is om het toe te laten, want hoe harder je het onderdrukt, hoe harder het zich tegen je keert.
Af en toe lijkt het dat we een bepaald verlies volledig hebben verwerkt, dat we het een plekje hebben kunnen geven, maar dan komt er weer pijn naar boven en lijkt het alsof we het hele rouwproces opnieuw moeten beginnen. Hóe en wanneer je het een plekje geeft, daar zijn geen schema’s voor. Het is een doorgaande beweging waarin je naar het juiste plekje zoekt. Rouw heeft tijd nodig. Het trekt zich niets aan van schema’s zoals “dat je na drie maanden toch weer sterk moet zijn…” of, “dat je er na een jaar toch wel over heen moet zijn…” Het kan wel drie jaar duren of gedurende een groter deel van je leven in stukjes en brokjes naar boven komen.
Er zijn veel dingen die je zelf kunt doen, alleen of samen met anderen: handelingen (rituelen) uitvoeren die je helpen om jouw binnenwereld zichtbaar en tastbaar te maken. Zoals het alsnog schrijven van een brief aan de overledene, tekenen of schilderen, het opschrijven van je ervaringen, een beeldje plaatsen van het kindje waar je zo naar had uitgezien, het opruimen van je huis, beladen brieven verbranden, een kaarsje branden, een sterfdag gedenken. Hierin kun je creatief zijn en steeds zelf bepalen op welke manier je iets wilt doen met je pijnlijke gevoelens zodat het je letterlijk en figuurlijk helpt bij het “plaatsen” van je verlies. De ervaring van verlies verbindt ons als mensen. Delen en uiten van wat je bezighoudt helpt je draagkracht te vergroten.